Voeding

De geit is een browser d.w.z. een geit heeft, i.t.t. schaap en rund die meer grazers zijn, voorkeur voor struikgewas, bomen en bast boven grasland.

Geiten bewegen zich veel sneller, ongeveer 9 km per dag, door het terrein tijdens het voedsel vergaren dan koeien en schapen. Deze leggen de helft van die afstand af. Ze nemen links en rechts een hap gaan weer verder. Een geitenhoeder moet sneller zijn als een schaapsherder.

Herkauwers. Ze zijn in staat cellulose (planten bestaan voor het grootste deel uit cellulose) af te breken d.m.v. micro organismen in de voormagen. Hiervoor moet het voer goed gemengd worden met het speeksel, vandaar het herkauwen. De pensflora is een gevoelige materie die niet van plotselinge voedselveranderingen houdt. Structuur en pH (zuurtegraad) zijn van groot belang voor een optimale penswerking. De pensflora vormt een belangrijke eiwitbron voor de herkauwer.
De geit heeft in vergelijking met het schaap en het rund relatief de grootste pens. Ze kunnen dus veel voer opnemen. Het voer passeert ook nog tweemaal zo snel het maagdarmkanaal. Daardoor kunnen ze dus relatief veel meer ruwvoer verwerken en met mindere “kwaliteit” voldoende energie binnen krijgen.

Geiten hebben een voorkeur voor lang gras en eten liefst alleen de toppen eruit. Ze eten wat smakelijk is van onkruid, gras en takken, en voordat alles opgegeten is haasten ze zich weer naar elders.

Herkauwers zijn gebaat bij een rantsoen met zo weinig mogelijk voerveranderingen.

Voedernormen zoals die voor de geit worden gehanteerd zijn vrijwel geheel gebaseerd op die van de melkkoeien. De geit is echter fysiologisch nogal anders dan het rund. Een geit zal van een gemengd rantsoen eerst het lekkere eruit eten terwijl een rund alles ineens zal verorberen.

Geiten zijn gedomesticeerde landbouwhuisdieren die voor hun voeding afhankelijk zijn van hun verzorger. Je kunt ze dus niet zomaar het bos injagen en denken dat ze het zelf wel uit zullen zoeken.

  • Zorg altijd, dus de hele dag, voor voldoende ruwvoer van goede kwaliteit.
  • Zie er op toe dat het hele jaarrond er een goede sporenelementen en mineralen voorziening gewaarborgd is.
  • Geiten die drachtig zijn of met lammeren lopen hebben meer krachtvoer nodig dan guste dieren.
  • Dieren die in de groei zijn hebben een hogere eiwit behoefte
  • Zorg dat iedere individuele geit aan zijn benodigde hoeveelheid voer kan komen. Door de sterke hiërarchie in een geitenkudde bestaat de kans dat de onderste in de rangorde altijd te kort komen. Dit is een vaak voorkomende oorzaak van vermagering. Zorg dus voor voldoende eetplaatsen.
  • Voorkom abrupte voerovergangen. Het overscharen naar een verse wei kan al reden zijn voor het optreden van clostridium.(het bloed)

Ruwvoer

  • Gras. Geiten zijn geen echte grazers en houden niet van eten waar een ander met zijn voeten over gelopen heeft. Geiten die altijd op het zelfde weitje lopen zullen daar niet veel van eten en dienen dan dus jaarrond bijgevoerd te worden. Beter is om ze regelmatig om te weiden.
  • Hooi. Zorg voor goed hooi gewonnen van weilanden die voldoende bemest zijn. Het zgn. natuurhooi is geen goed geitenvoer, het bevat te weinig eiwitten en daarnaast is er nog de kans dat het jacobskruiskruid bevat dat ook in gedroogde vorm giftig is.
  • Kuilgras. Ook hier geldt dat het van goede kwaliteit moet zijn.
    Dit betekent goed luchtdicht geconserveerd en geen zand erin. Vooral kuilgras in balen plastic die vrij droog in het pak gegaan zijn voldoen goed. Slecht kuilgras kan een bron van listeriosis zijn.
  • Maïs. Is een goede energie bron. Het bevat nauwelijks eiwit. Indien men veel maïs voert moet de eiwitbehoefte worden aangevuld met eiwitrijke brok. Bij het voeren van veel maïs bestaat de kans dat de dieren te vet worden.
  • Gedroogde brandnetels. Favoriet voer van de geiten. Voedingswaarde niet bekend.
  • Snoeihout, riet. Meestal een lekkernij voor geiten. Let wel op de giftigheid van sommige planten bijv. rhododendron, taxus.
  • Ruwvoer moet fris ruiken en mag niet stoffig zijn. Er mogen geen schimmelplekken in zitten.
  • Geiten zijn zgn. sobere dieren dit betekent dat ze met ruwvoersoorten die meer cellulose bevatten dan grasprodukten, zoals bijvoorbeeld takkenloof, beter om kunnen gaan dan runderen. Maar dit betekent niet dat ze met weinig voer uit kunnen maar dat ze in staat zijn om de in onze ogen mindere goede voersoorten te benutten. Er bestaat een eeuwigdurend misverstand dat sober betekent dat ze met weinig of geen voer kunnen leven.

Krachtvoer

  • Rundvee A brok
  • Geitenbrok
  • Hertenbrok, deze bevat wat hogere gehaltes vitamines
  • Voederbieten. 10 kilo bieten tegen 1 kilo A brok (vem)

Alledrie de krachtvoer soorten voldoen goed. Prijstechnisch zal de A brok het aantrekkelijkste zijn.
Het voordeel van het bijvoeren van krachtvoer is dat de mineralen en sporenelementen voorziening meteen gegarandeerd is. Deze brok soorten bevatten hiervan voldoende om in de behoefte te voorzien, mits er natuurlijk regelmatig brok gevoerd word.

Mineralen en sporenelementen

Indien er geen krachtvoer verstrekt wordt is het nodig om in de vorm van een speciale liksteen mineralen en sporenelementen ter beschikking te stellen. Zeker op begrazingsprojekten is dit een goede zaak.

Biestvoorziening

Goede biestvoorziening van het lam is van levensbelang.
Biest is de eerste melk van de geit na de geboorte van de lammeren. Deze bevat hoog gehalte aan eiwitten, waarvan 75% afweerstoffen (antistoffen) tegen bacteriën en virussen zijn.
Het pasgeboren lam heeft nog geen afweer tegen bacteriën en virussen en moet deze dus krijgen via de biest. De antistoffen uit de biest worden via de darmwand in het bloed opgenomen. De darmwand is na 48 uur niet meer doorlaatbaar voor de antistoffen. Dus biestverstrekking moet zo vroeg mogelijk plaats vinden.
50 tot 100 ml. de eerste maal is al voldoende. De eerste dag 5 keer voeren. Minimaal 100 ml biest per kg lam.

Biestvervangers:

Indien geen biest voorhanden is of niet gegeven kan worden (CAE problematiek) kan men geitenbiest vervangen door runderbiest. Nadeel is dat men zeker moet zijn dat de biest afkomstig is van een Paratbc vrij rund.
Kunstbiest heeft geen meetbaar effect op het gehalte antistoffen in het lam en is dus een slechte vervanger.
Voorkeur blijft er voor geitenbiest. Het verstandig deze in te vriezen voor slechte tijden. Wel ontdooien au bain marie omdat indien de temperatuur boven de 50 graden Celcius komt de antistoffen uit elkaar vallen.

Indien de lammeren bij de geit lopen moet er goed in gaten gehouden worden dat het lam actief is en voldoende vaak drinkt. Controleer de uier van de moeder. Is een lam niet actief let dan op onderkoeling. Een warmte lamp en ingeven van biest doen soms wonderen. Lammeren worden nl. zonder veel vetreserve geboren en hebben de eerste uren veel energie nodig in de vorm van biest.

Lammeren moeten minimaal 6 weken melk drinken. Reeds vanaf 14 dagen moet ze goed ruwvoer en eventueel krachtvoer (kalverkorrels) worden aangeboden. Zodat ze in een vroeg stadium al hieraan kunnen wennen. Dit is van groot belang omdat hierdoor de voormagen zich kunnen ontwikkelen.
Indien de lammeren bij de moeder blijven lopen zal het speen proces automatisch verlopen.

Definitie: Spanning, aanhoudende geestelijke druk

Geiten zijn stress gevoelige dieren. Dit ondanks het feit dat ze over een groot aanpassingsvermogen beschikken. Het is niet voor niets wereldwijd het meest voorkomende landbouwhuisdier.
De stressgevoeligheid uit zich in de lichamelijke reacties die geiten kunnen hebben op veranderingen in hun leefomgeving

Stressmomenten

  • Veranderen van kudde, rangorde moet opnieuw bepaald worden. Dit geeft vechtpartijen.
  • Van de voerbak verdreven worden door geiten die hoger staan in de rangorde. Bij te weinig eetmogelijkheid treedt ernstige vermagering en verzwakking op spenen.
  • Afzonderen van de kudde.
  • Transport.
  • Veranderen van voer.
  • Te laag voerniveau (sommige begrazingsprojekten).
  • Diergeneeskundige ingrepen. Bijv. bloedtappen, vaccineren en bekappen.
  • Hoge infectiedruk. Bijv. hoge wormbesmetting

Gevolgen

  • Verlaging van de algehele weerstand. Gevoeliger voor infectieziekten.
  • Clostridium diarree. (het bloed) Bij o.a. voerveranderingen.
  • Abortus.
  • Vermageren.

Snoei en-tuinafval

Veel geitenhouders met een tuin gooien het beste geitenvoer weg. Snoeihout van wilgen, berketakken, braamstruiken en frambozenstengels gaan aan de neus van de geiten voorbij. Vaak uit onwetendheid of angst voor vergiftigingen. Met enige kennis van zaken heeft u een uitstekende voedingsbron erbij.

Geiten zijn van nature geen grazers maar knabbelaars. Struinend door het struikgewas nemen ze hier en daar een paar hapjes en lopen weer verder. Geiten zoeken variatie. Ze knabbelen aan van alles: boombast, bladeren en bladknoppen van bomen en struiken, bloemen en bloemknoppen, gras en kruiden. Vele geitenhouders hebben dit wel eens na een rondgang van een uitgebroken geit door de tuin zelf kunnen waarnemen. Boombast, bladeren en diverse kruiden bevatten veel waardevolle mineralen en vitamines. Een weiland als een biljartlaken is eigenlijk niets voor een geit.

Helaas gaat het soms mis en ontstaan er vergiftigingen. Dit hangt niet alleen van het soort gewas af. Ook de gesteldheid van de geit, het wel of niet beschikbaar zijn van alternatieven en de hoeveelheden die worden ingenomen spelen een rol. In diverse natuurterreinen waarin geiten grazen staan gewassen die als giftig bekend staan, zoals Vogelkers, Berenklauw en Jacobskruiskruid. Toch eten de geiten hiervan en roeien deze soorten zelfs uit zonder merkbare schade aan hun gezondheid.

Jacobskruiskruid

Zo bevat Jacobskruiskruid Pyrrolizidine Alkaloïden. Deze stof tast de lever aan. Geiten kunnen de gifstoffen tot op zekere hoogte afbreken en zijn daardoor minder gevoelig dan bijvoorbeeld paarden. Volgens de huidige inzichten kunnen geiten een geaccumuleerde hoeveelheid Jacobskruiskruid van ongeveer tweemaal het lichaamsgewicht verdragen. Bij sectie op een landgeit bok die gestorven was in een natuurgebied met veel Jacobskruiskruid bleek dat er niets aan de lever mankeerde. Eén geval zegt natuurlijk weinig. Men moet voorzichtig zijn met Jacobskruiskruid maar men hoeft niet panisch te doen over een paar plantjes in de wei.

Een ervaring uit de praktijk

Een ander geval is van een houdster die na de dood van één van haar geiten achteraf met hulp van de dierenarts de oorzaak kon reconstrueren. Iedere dag liet zij haar geiten vanuit de stal langs een muur met klimop (hedera) naar de wei lopen. Ongetwijfeld namen ze in het voorbijgaan een paar hapjes van deze giftige plant. Het ging steeds goed totdat de geiten een keer langer bij de muur bleven staan en meer konden eten. Eén van de geiten at te veel en werd daar dodelijk ziek van.

Overzicht wel/niet giftig veel voorkomende planten

Hieronder staat een overzicht van veel voorkomende bomen, struiken en planten en of ze wel of niet giftig zijn:

Goed:

  • Wilg
  • Berk
  • Appel
  • Peer
  • Braam
  • Framboos
  • Rozenbottel
  • Brandnetel
  • Distel

Niet goed als er te veel van wordt gegeten:

  • Eik
  • Eikels
  • Vogelkers
  • Beuk
  • Vuilboom (sporkehout)

Iets giftig (gevaarlijk in grotere hoeveelheden):

  • Liguster
  • Boerenwormkruid
  • Hondspeterselie
  • Boterbloem
  • Jacobskruiskruid
  • Berenklauw
  • Groene eikels

Giftig:

  • Rhodondendron
  • Prunus: pruim, kers, laurierkers
  • Buxus
  • Taxus
  • Gouden regen
  • Klimop (hedera)
  • Monnikskap
  • Vingerhoedskruid
  • Adelaarsvaren
  • Rabarber
  • Diverse bolgewassen: amaryllis, sneeuwklok, narcis, hyacinth, lelietje van dalen, iris, gladiool, crocus
  • Uitlopers van aardappelen

Verschillende beheerders in Nederland zetten de Nederlandse landgeit in voor begrazing. De belangrijkste reden hiervoor is deze geit, de minste problemen geeft in het onderhoud ten opzichte van andere rassen. Ze lammeren gemakkelijk af en zijn beter bestand tegen mindere goede weersomstandigheden. Ze kunnen daardoor jaarrond buiten lopen. Daarnaast is het voor een deel van de beheerders ook een doel om het oud Nederlandse ras in stand te houden. Diverse leden van onze vereniging hebben meegewerkt aan dit onderzoek. Het rapport geeft de volgende aanbevelingen om het graasgedrag van geiten te stimuleren:

  • Zorg voor voldoende variatie in het rantsoenaanbod wat betreft soorten planten (bomen, kruiden en verschillende soorten grassen), maar ook groeistadium (jong, bloei en aar).
  • Laat de geiten zoveel mogelijk buiten lopen, ook ’s nachts.
  • Bied geen perfecte beschutting aan.
  • Laat de geiten van jongs af aan grazen.
  • Zorg voor rust in de kudde, door uitbrekers te verwijderen en de kudde zo constant mogelijk te houden.

Het volledige rapport: Het graasgedrag van de landgeit in Nederland